Meditatie en sociale actie

Is meditatie navelstaarderij?

Kijk, als je 45 minuten stil op een kussen zit met de ogen half gesloten, ben je natuurlijk iets aan het doen dat op navelstaarderij lijkt. Het lijkt er zelfs zo goed op dat je dient toe te geven: ja.

Daar eindigt het echter niet. Het ‘n-woord’ is meestal pejoratief bedoeld. Deze interpretatie ervan is van iemand (en gegarandeerd ook door iemand) die heel ego-wise op zichzelf betrokken is. Iemand die ‘beter iets zinnigs zou doen dan iets zen-nigs’. Het lijkt voor een buitenstaander inderdaad tijdverlies. Aan jou ervoor te zorgen dat het dat niet is natuurlijk; Men kan naar de navel staren op heel verschillende manieren…

Is sociale actie een ‘egoïstisch altruïsme’?

Kijk, als je te pas en te onpas met je sociale actie te koop loopt (bij anderen, bij jezelf), dan lijkt het er natuurlijk wel sterk op. Kijk eens hoe goed ik doe, hoe goed ik ben. De vraag is dan zelfs of die ‘sociale actie’ uiteindelijk wel positief is voor de begunstigde (of slachtoffer?) ervan. Ik weet dat dit heel sterke taal is, maar ik weet ook dat het veel voorkomt: een caregiver die zonder bewuste wil erbij ervoor zorgt dat de cared-for meer dan nodig behoeftig blijft, bvb om zichzelf als caregiver nodig / noodzakelijk te voelen.

Meditatie en sociale actie horen bij elkaar in heel positieve betekenis.

In het Boeddhisme wordt de weg tot ‘ontwaking’ (‘verlichting’) graag afgebeeld als een serie van 10 prentjes: de jongen en de os. Op het tiende prentje zie je de jongen, die intussen een wijze volwassene is geworden, terugkeren naar de ‘marktplaats’: dit is: alle gerompslomp en geroezemoes van de wereld. Zijn mededogen drijft hem naar het (pogen te) helpen waar hij kan en hoe hij kan. Misschien bekijken de marktmensen hem eerst als een dwaas. So be it.

In de tien prentjes gaan we, omdat het zo mooi is, even achteruit. In het zevende zie je de jongen in diepe meditatie. Dit loopt over in het achtste prentje, waar de jongen ‘weg’ is en in de plaats ervan een cirkel te zien valt. De ‘leegteloze leegte’. Pure samadhi. Op het negende prentje zie je de omgeving, wondermooie natuur, zoals de jongen ernaar kijkt. Een ‘Kensho’ ervaring: alles is zoals het ervoor reeds was en toch is alles totaal anders, omdat er anders naar gekeken wordt. De jongen ziet in de omgeving zichzelf en tegelijk is hij volledig transparant.Hij heeft alles wat hij nodig heeft.

En toch, zoals we reeds weten omdat er tien prentjes zijn en geen negen, stopt het hier niet. En toch wel. En toch niet. Het tiende prentje = sociale actie.

“Moet iedereen eerst het Nirwana bereiken om dan pas de handen uit de mouwen te steken?” is een niet helemaal terechte vraag. Het antwoord is natuurlijk: natuurlijk niet. Een nog beter antwoord is: jawel, maar dan dien je wel héél erg goed te begrijpen waar dit over gaat. De tien prentjes gaan niet zozeer over een ideale levensloop, dan wel over een gebeuren dat zich in principe afspeelt op één ogenblik in een voortdurende herhaling. Het gaat daarenboven over jou. Jouw meditatie. Jouw sociale actie. Anders gezegd: het laatste prentje zit reeds in alle prentjes ervoor en alle prentjes ervoor zitten in het laatste prentje. Het is één geheel (synthese), dus niet te zien als twee afzonderlijke entiteiten die passen in een groter geheel zoals bvb in het Boeddhisme zelf. Ze kunnen natuurlijk bestaan als twee afzonderlijke entiteiten maar daar gaat het hier niet over.

De meditatie waar het hier over gaat, is een meditatie die ‘als vanzelf’ overvloeit in actie. Als een emmer die overstroomt. Het wordt echter niet gedaan met deze bedoeling. Dit ‘hoeft’ dus ook helemaal niet en het zou zelfs, gezien wat meditatie is, niet eens kunnen. De actie is allerminst een ‘bewijs’ of ‘lakmoes test’ voor de kwaliteit van meditatie. Het is altijd goed. Niets hoeft. De ‘ontwaakte’ gaat allerminst naar de markt om te bewijzen dat zijn meditatie zinvol was. Noch aan anderen, noch aan zichzelf. Het kan hem volledig worst wezen. Hij doet gewoon zichzelf en zichzelf toont zich zo… of niet. Even goed. In het geval van de prentjes dus wel. Daarenboven draagt hij zijn meditatie met zich mee.

In dit laatste zinnetje zit nog iets interessants. Tweeërlei. Men heeft geen voortdurende ‘formele meditatie’ nodig om ze steeds in zich mee te dragen. De intrinsieke bedoeling (dus buiten de meditatie zelf) van ‘formele meditatie’ is niet alleen wat er op het kussen (of stoel) gebeurt. Inderdaad, bij een ietwat goede meditatie heeft men het spontane gevoel hiervan iets mee te dragen tijdens de hele dag, elke dag. Niet dat men de hele dag de eigen navel zoekt. Wat dan wel? Tja, een beetje opener staan voor Kensho nu en dan. Kan ook: een beetje dichter staan bij een gevoel van ‘mededogen’. Kan ook: duidelijker zien dat het onbewuste in alles, echt in alles, een grote rol speelt. Dit laatste kan zich tonen in een gevoel van ego-nederigheid. Niet ik doe dit. Niet ik help iemand. En toch wordt er geholpen.

Niet ik doe deze sociale actie. Wie kan er dan kijken naar hoe ik het doe?

De ‘meditatie die men met zich meedraagt’ is ook interessant voor, laat ons nu zeggen, de caregiver. Een term die mijns inziens volledig naar hetzelfde verwijst als deze meditatie, is ‘empathie’. Tenminste toch in de betekenis die het voor mij helemaal heeft: niet zozeer een soort empathie die gevoelens kan benoemen (zoals bvb beschreven staat in medische handboeken van vorige eeuw) maar wel ‘empathy beyond’, meer voluit: ‘empathy beyond the conceptual’. Dit is niet tegengehouden door concepten. Voluit. Dwars erdoorheen. Alsof ze er niet eens zijn. En toch wel. En toch niet. Ik hoop in de Aurelis cursus iets hiervan te kunnen meegeven. Je kijkt naar de coachee die jou vraagt de volgende vraag te stellen. Je toont jezelf als perfecte spiegel. Je begrijpt de stilte van het klappen van één hand.

Je doet gewoon. Niets speciaals. Dat is het meest speciale van het hele universum. Zo ongelooflijk speciaal dat niemand het merkt.